Een leugen om bestwil

Sinds Daan overleden is, probeer ik alles wat hij mij gezegd heeft in de praktijk te brengen. Eén van die dingen dat hij mij bijbracht, was om elke dag te proberen om iets goed voor iemand te doen. Want je krijgt pas iets terug, als je effectief iets gegeven hebt. En zo probeer ik elke dag iets te betekenen voor mijn medemens. Het is niet altijd eenvoudig en het lukt niet altijd, maar ik geef niet op! In het begin heb ik echt moeten zoeken naar dingen om iets te kunnen doen, maar beetje bij beetje ging het vlotter. Het ging met vallen en opstaan want niet iedereen wilt je hulp aanvaarden ! Ineens zag ik simpele dingen die ik vroeger gewoon voorbij liep. Een toerist met een plattegrond in Brussel vraag ik nu vriendelijk of ik hem kan helpen. Een oude vrouw help ik bij het lezen van de uren van de bus. Een verloren portefeuille breng ik netjes naar de politie. Ik luister naar de verhalen van een oude eenzame man. En ga zo maar verder. Maar elke dag opnieuw iets vinden, werd op een gegeven moment een hele uitdaging. Tot ik hem zag. Knappe blinde Geoffry.

Sommige mensen liepen hem gewoon voorbij, maar de meeste mensen hielden hem gewoon in het oog. Ze keken en bleven kijken. Zelfs tot ze een auto zagen aankomen. Niemand, maar dan ook echt niemand, hielp de blinde jonge knappe man. Ze bleven kijken en hoopten stiekem dat hij aangereden zou worden om hem dan te kunnen komen helpen. Bende idioten. Stomme egoïstische mensen.

Heel even behoorde ik die dag ook tot die groep mensen, maar uiteindelijk namen mijn benen na een paar seconden de overhand. Ze liepen naar de overkant van de straat, namen Amélie Poulain-gewijs de arm van de blinde beet, hielpen hem de straat over en lieten hem weer los in het treinstation. Na een paar keer hetzelfde scenario begon hij mij te “herkennen” en begonnen we te praten. Ondertussen zijn we een beetje ‘vrienden’ geworden en help ik hem indien mogelijk elke avond veilig de straat over te steken. Na een aantal maanden weet ik vanalles over hem. Zijn naam. Zijn leeftijd. Waar hij woont. Waar hij naar toe gaat. Welke muziek hij graag hoort. Etc.

Hij weet vannalles over mij. Mijn naam. Mijn leeftijd. Mijn beroep. Mijn favoriete muziek. Mijn lievelingsfilms. Er is maar één ding dat hij niet kan en dat is naar mij kijken. En dus polste hij een paar weken terug naar mijn uiterlijk. Ik vertelde hem de waarheid maar dat stond hem blijkbaar niet aan. “Ik hou niet van bruin haar”, zei hij mij. “Ok. Niet erg”, zei ik hem. “Ik hou van blonde vrouwen. Met dikke lippen. En rode lipstick.”, voegde hij er nog aan toe.

Sinds enkele weken heb ik in zijn wereld mijn haar geblondeerd. Ik was nerveus toen ik hem vertelde dat mijn haar nu blond was. “Echt waar?” vroeg hij mij alsof mijn leugen in mijn stem doorklonk . “Ja”, antwoordde ik hem. “Je bent vast heel mooi”, zei hij. “Heel mooi”, vertelde ik hem. Zijn handen gingen plots naar mijn lippen. “En je hebt zalige lippen”, zei hij zacht. “Zalige kuslippen”, fluisterde ik hem terwijl ik hem zachtjes losliet.

Sinds dat moment staat hij elke avond netjes op de blonde vrouw te wachten. Een kleine leugen. Om bestwil. Zodat ik er zeker van ben dat hij met niemand anders de straat over steekt en mij mijn goede daad kan ontnemen.