Vertrouwen

Ik heb het nooit gehad. Vertrouwen. Niet in mezelf en zeker niet in andere mensen. Ik kan mensen wel vertrouwen, maar altijd maar beperkt tot een bepaald niveau. Ik heb nog nooit iemand gevonden die ik voor de volle 100% kan vertrouwen. Niemand. Zelfs mezelf niet. Maar mijn wantrouwen voor mensen gaat soms wel erg ver. Te ver zelfs. Je zou me zelfs op bepaalde momenten “gek” kunnen noemen. Maar zolang ik niet in een psychiatrische instelling zit, is er nog geen vuiltje aan de lucht.

Tegenwoordig is het normaal dat een mens zich niet op zijn gemak voelt in Brussel, maar als je daar ver van af woont zou je zonder zorgen op straat moeten lopen. Niet dus. In mijn geval toch niet. Sinds een paar jaar heb ik altijd schrik op straat. ’s morgens, ’s middags, ’s avonds of ’s nachts. Het maakt geen verschil meer uit. Op elk moment dat ik over straat wandel, heb ik het gevoel dat er in elke mogelijk voorbijrijdende wagen een potentiële schutter schuilt. Ik overdrijf deze keer niet. Mijn hart blijft gemiddeld een halve seconde stil staan bij elk passerend voertuig.

Ik ben bang dat ze mij gaan neerschieten. Ik weet niet hoe ik deze ‘ziekte’ heb opgelopen, maar eerlijk gezegd boeit me dat ook niet. Zoals alle ziektes ben ik gewoon nieuwsgierig hoe dit opgelost moet worden. Nu durf ik nog buiten komen, maar wat moet ik doen als binnen enkele maanden de angst mij volledig in haar macht heeft?

Ook binnen voel ik mij tegenwoordig niet meer veilig. Onlangs lag ik gezellig met een jongen in de zetel. Gewoon. Zorgeloos. Tot ik ineens op het lumineus idee kwam dat de jongen misschien een mes in zijn handen vasthad. Niet om achter mijn rug de pizza met een mes te snijden, maar om mij neer te steken natuurlijk. Ik had zijn handen immers al een paar minuten niet meer gezien of gevoeld. Als een halve zottin begon ik te zoeken achter zijn handen. Ik vond ze en hield ze stevig vast. Ik was veilig.

Voor even toch.