Afschuw

Exact 1 jaar geleden stond ze naast mij. Een brok van 120 kg. Een operatie en een jaar verder weegt ze vandaag de dag nog maar 52 kg. Het is ongelooflijk maar waar. Zou deze persoon op tv zijn gekomen, zou ik haar zeker niet geloofd hebben. Maar deze keer heb ik alles met mijn eigen ogen gezien. Ik heb gezien hoe deze dikke vrouw transformeerde naar een magere en knappe dame. En niet alleen haar gewicht veranderde, maar ook haar zelfvertrouwen en de aandacht van mannen. Het was grappig om te zien dat deze vrouw vroeger (bijna) geen blikken ontving en de dag van vandaag ze de mannen van haar moet afslaan. Knapper dan mij kan ik haar moeilijk noemen, maar qua zelfvertrouwen staat ze wel een pak verder dan mij. En dat is het hem nu net. Ze straalt zoveel zelfvertrouwen uit dat ze meer blikken van mannen dan mij toegeworpen krijgt.

En daar draait het altijd om. De vrouwen die de meeste aandacht krijgen, bezitten het meeste zelfvertrouwen. Maar bloedmooi  zijn ze zelden. De mooie dure kledij en make up zijn maar een omhulsel.

Ik heb dat nooit gehad. Zelfvertrouwen. En daarom ben ik jaloers op haar. Een beetje maar. Ik ben jaloers omdat ze de troeven van haar sexy slanke lichaam durft uit te spelen. Dat ze jurkjes draagt. Ik ben zelden sexy gekleed. Hoewel ik  hier op mijn blog ontzettend zelfzeker en sexy overkom, ben ik dat in realiteit helemaal niet. Ik draag zelden bloesjes met een decolleté en als ik ze draag zorg ik ervoor dat mijn haar erover valt. Jurkjes draag ik enkel in de paskotjes van een winkel. Het staat mij meestal ontzettend goed, maar kopen doe ik het nooit. “Wanneer zou ik dat dragen?”, vraag ik mij dan af. Op feestjes vind je mij zelden en mocht je mij willen vinden zit ik meer op het toilet of in de hoek van de zaal. Ik hou mij liever afzijdig.

Ik kan me niets anders voorstellen. Ik heb me al jaren gewrongen in gemakkelijke en eenvoudige kledij. Een broek en bloes moeten goed zitten. Je loopt er tenslotte een ganse dag in rond. Ik wil niet het gevoel hebben dat ik elk moment ga flauw vallen door gebrek aan zuurstof. En over kleuren wil ik niet te veel nadenken. Dus neem ik resoluut altijd naar zwart. Zwart is chique. Zwart past bij alles. En zwart wordt niet snel vuil. Kortom, zwart past perfect bij mij.

Maar het lost mijn probleem niet op. Door mij te verstoppen onder een paar lagen zwarte wol, ga ik zeker niet meer zelfvertrouwen kweken. Integendeel. Het lijkt erop dat ik nog meer als vroeger mijn lichaam begin te ‘haten’ en nog harder mijn best doe om het te verdoezelen. Enkel hier op mijn blog laat ik geregeld wat van mijn lichaam zien, maar deze foto’s zijn zorgvuldig gekozen uit 300 andere foto’s. In het echte leven verafschuw ik mijn lichaam.

Verafschuw ik mezelf.

Te kort aan zelfvertrouwen

Zelfvertrouwen is zoals zuurstof in de lucht. Je kan niet zonder als je wilt overleven. En laat dat nu juist iets zijn waar ik er niet zo veel van bezit. Mensen die me niet kennen, zouden me kunnen tegenspreken. Ze vinden mij arrogant. Of ze denken dat toch. Eens ze mij “echt” zouden kennen, zouden ze dat woord nooit durven uitspreken. Ik ben niet arrogant. Ik heb geen dikke nek. Verre van. Ik ben een verlegen vrouw met een ontzettend klein hartje.

“Dat ik naar de grond kijk als ik hen voorbijwandel is niet omdat ik mij beter dan hen voel, maar wel dat ik mij minderwaardig voel.”

Ik ben het niet waard dat ik hun schoonheid aanschouw.

In groep voel ik mij ook altijd de mindere. Als ik mijn mond open trek en wat zeg, heb ik altijd het gevoel dat iedereen mij aankijkt alsof ik net het domste gezegd heb wat er ooit gezegd is geweest door een menselijk persoon. En dus zwijg ik maar. En kijk ik maar rond. En zo denken ze alweer dat ik mij te goed voel voor hen.

En hoewel ik weet dat ik best gezien mag worden, heb ik toch nog weinig zelfvertrouwen. De gevoelens die ik vroeger in mijn schooljaren gevoeld hebben, kan ik na al die jaren nog steeds niet loslaten. “Ik ben lelijk” verschijnt er op mijn voorhoofd als ik een blik durf werpen in de spiegel. En hoewel ik een mooie vrouw zie, voel ik mij niet mooi. Er zijn gelukkig wel momenten dat ik besef dat ik gezien mag worden, maar ik ben dan niet zelfverzekerd, ik speel het. En dat is een klein verschil.

Ik heb nooit weinig vertrouwen in mezelf gehad. Pas nadat ik “onderscheiding” behaalde op school, begon ik eindelijk in te zien dat ik wel degelijk “brains” had. Maar na al die jaren voel ik mij nog steeds niet “intelligent”. Ik heb geen universitair diploma zoals “al de rest” en behoor dus niet tot de “slimme mensen”. Met “niet intelligent zijn” kan ik best leven. Het is geen drama. Ook mijn muzikaal talent onderschat ik vaak nog. “Ik ben niet goed”, denk ik vaak. Dat is ook vaak de reden waarom ik die cello soms nog te vaak in de hoek laat staan. “Hij staat daar goed”, denk ik dan. “Ik kan het toch niet”, maken mijn gedachten mij wijs. Maar ik kan het wel ! De 91% die ik vorig jaar behaalde, was daar het bewijs van. “Ach ja”, zucht ik dan. “Wat kennen die juryleden daar nou van?”. Juist ja.

Mijn hobby fotografie ligt ook al maanden stil. Ik fotograaf nog af en toe, maar ik voel me meestal niet waardig genoeg om met zo’n duur toestel rond te lopen. Ik heb meestal het gevoel dat iedereen mij zit te observeren en mij zit uit te lachen. En dus steek ik meestal mijn camera na een tijd weer veilig weg. “Zie je wel dat ze het niet kan”, hoor ik hen dan denken. Hun schijnheilige glimlach op hun gezicht versterkt dat gevoel alleen maar. De complimenten die ik achteraf gezien op internet krijg van sommige mensen wegen niet op tegen de blikken die ik heb moeten trotseren op straat.

Ik ben niet zelfverzekerd. Ik ben het nooit geweest en zal het waarschijnlijk nooit worden.

Maar waar koop je toch een portie zelfvertrouwen want ik wil het ook!

Schoonheid

Ik hield niet van mijn lichaam. Toen niet en nu nog steeds niet. Ik weet nog hoe ik in de zomer mijn lichaam wegstak onder een grote zomerjas. Mijn dik gat. Mijn dikke billen. Lekker onder die zomerjas die zogezegd diende als eventuele regenjas. Maar het regende bijna nooit in de zomer. En dus werd ik maar als “vreemde vogel” beschouwd.

Ik werd niet echt aanvaard. Maar eerlijk gezegd wou ik dat ook niet. Ik kon me nergens mee identificeren. Wat ze dachten kon me gestolen worden. Ik leefde in mijn wereld waar het zoveel beter was. Hun uitgangsleven leek me niet erg hoogstaand. Naast “ik was zat en ik weet er niets meer van hihihi” kwam er geen enkel verstandig woord uit. Soms probeerde ik wel met hen een gesprek aan te knopen, maar we kwamen nooit echt erg ver.

Ik was jaloers. Verbitterd. Op die knappe meisjes in mijn klas. Turnen was het vak dat ik het meeste haatte. Bij het omkleden zag ik al die mooie meiden in hun sexy lingerie. Stefania was er zo ééntje. Een italiaanse furie. Nooit verlegen en altijd perfect gekleed. Ze was mooi gebruind en had geen sprietje vet. Ik had het allemaal gezien. Ik had namelijk tijd genoeg om rond te kijken. Ik kleedde mij zo snel mogelijk om. Ik dacht dat ik daar ook punten voor kreeg. Mijn kousen trok ik zo hoog mogelijk op om mijn witte beentjes te verdoezelen. Turnen met de jongens was een hel. Al die blikken die naar Stefania gingen. Ik begrijp het wel. Haar paarse bh scheen altijd door in dat wit t-shirt. Zeker als de zon ’s morgens vroeg al scheen.

De jaren verstreken en nog steeds voelde ik mij niet lekker in mijn vel. Pas in het zesde middelbaar begon ik die jas achterwege te laten. Tot ik die onnozele commentaar hoorde weerklinken vanuit het raam: “dik gat!”. Ik had net mijn nieuwe broek aan. Ik zou ze nooit nog hebben aangedaan. Wat ik toen niet wist was dat er een nog dikkere klasgenoot achter me liep. “Zou die opmerking over haar gegaan zijn?”; vraag ik me nu nog steeds af.

En ook al vertelden mijn toenmalige vriendjes dat ik best mooi was. Ik kon dat niet geloven. Ik geloofde ze gewoonweg niet. Ik zag overal enkel maar Stefania’s rondlopen. Knap. Slank. En niet op hun mondje gevallen. Ik was lelijk, dik én verlegen.

En daarom hield ik van de winter. Mijn dik, lelijk en wit lichaam kon ik dan verstoppen onder een dikke winterjas. Maar de winter duurde nooit lang en voor je het wist was er de lente en de zomer. In temperaturen van 25°C is het praktisch bijna onmogelijk om nog met een jas rond te lopen terwijl je echt als “zottin” beschouwd wil worden. Nee dus. En dus liet ik mijn jas opnieuw achterwege.

Het was alsof er letterlijk iets van me afviel. Ik voelde me bevrijd. De complimenten die ik kreeg deden me onbewust deugd. Maar ik kon er nog steeds niet mee overweg. Ik lachte en draaide verlegen mijn hoofd om. Het getuut van de auto’s hield niet op. Nog steeds niet. Van ver moet ik er blijkbaar niet slecht uitzien. Toen ik op een gegeven moment “gewoon” naar een jongen aan het staren was en zijn vriendin boos naar me kwam toegelopen met het dreigement mij “in mekaar te kloppen als ik nog lang zou blijven staren” begon er in mijn hoofd een stemmetje te klinken. Misschien ben ik dan toch niet zo lelijk als ik denk?

De jaren verstreken en mijn zelfvertrouwen ging met ups en downs. Maar het bleef altijd schommelen onder de grens die het eigenlijk zou moeten zijn. Nog steeds krijg ik complimenten naar mijn hoofd geslingerd. Nog steeds gapen mannen naar mij. Wuiven ze naar mij of tuten ze in het ergste geval. Erg vind ik dat niet. Het streelt mijn ego ergens wel. Ik lach er dan mee. “Idioten” denk ik dan. Ik ben een lelijk monster. Zien jullie dat dan nu niet?

En nu, de laatste dagen ben ik bewust naar mijn lichaam aan het kijken. Ik vind het best een mooi lichaam. Hier en daar zijn er dingen waar ik niet mee akkoord ga, maar in het algemeen heb ik best een sexy lichaam. Ja. Ik heb een sexy lichaam. Al verstop ik het graag nog. Ik zit momenteel in een “up”-moment.

Maar voor hoe lang nog?